Pensioenregelingen

Een van de meest flexibele pensioentoezeggingen is die van de beschikbare premie.

Beschikbare premie

De werkgever zegt in dit geval geen pensioen toe, maar bijvoorbeeld een percentage van het loon dat hij jaarlijks ter beschikking stelt om de werknemer in de gelegenheid te stellen een pensioen naar eigen wens af te sluiten. Het voordeel van deze regeling is dat de werknemer een polis helemaal op zijn eigen situatie kan afstemmen. Ook bij het wisselen van werkgever kan dezelfde polis worden voorgezet bij een nieuwe werkgever.

Middelloonregeling

Veel werkgevers stappen op dit moment over van de traditionele eindloonregeling naar een ander pensioensysteem. Een van die systemen is de middelloonregeling. Hierbij wordt een pensioen toegezegd dat gebaseerd is op 70% van het gemiddeld verdiende salaris inclusief de AOW tijdens de werkzame periode op 60 jaar of 100% op 65 jaar.

De op te bouwen pensioenen zijn meestal (zo niet altijd) lager als bij een eindloonregeling. Als de keuze gemaakt moet worden tussen overstappen naar een middelloonregeling of blijven deelnemen in de bestaande eindloonregeling is het laten adviseren door een onafhankelijke deskundige van groot belang.

Eindloonregeling

Bij een eindloonsysteem zegt de werkgever toe dat hij de AOW aanvult tot 70% van het laatstverdiende loon op 60 jaar, of 100% van het laatstverdiende loon op 65 jaar. Hierbij gebruikt hij de franchise als rekenmiddel voor de toekomstige AOW. Verder wordt dit opgebouwd op basis van veertig dienstjaren bij dezelfde werkgever. Dit houdt dus in dat 2% tot 2,5% van het salaris minus de franchise per jaar aan pensioen kan worden opgebouwd. In het verleden was dit 1,75%; de meeste pensioenregelingen kennen nu nog dit opbouwpercentage.

Met ingang van 1 januari 2007 is de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) vervangen door een nieuwe pensioenwet. De PSW bestond sinds 1954 en had als doel om voor iedereen het pensioen financieel veilig te stellen. Met andere woorden, dat iemand krijgt wat hem beloofd is. Ruim een halve eeuw voldeed deze pensioenwetgeving aan de doelstelling.

Sinds de jaren vijftig is de Nederlandse maatschappij echter flink veranderd. Mensen veranderen vaker dan vroeger van baan. De kost werd vroeger vaak door één persoon verdiend, nu zijn er veel meer gezinnen met tweeverdieners. En ook het aantal parttimers is sterk omhoog gegaan.

De PSW is hierdoor vaak gewijzigd met als gevolg dat deze wet minder duidelijk en overzichtelijk werd. De overheid vond het dan ook nodig om de pensioenwetgeving te veranderen en te vernieuwen. Daarom is met ingang van 1 januari 2007 een nieuwe pensioenwet inwerking getreden, de Pensioenwet (PW).

De meeste regelingen van de nieuwe pensioenwet zijn onmiddellijk ingegaan. Een paar regelingen, die voorbereidingstijd van de pensioenuitvoerders vragen, hadden een overgangstermijn van een jaar. Die bepalingen zijn ingegaan per 1 januari 2008.

De belangrijkste wijzigingen in de pensioenwetgeving per 1 januari 2007 zijn:

het afschaffen van de C-polis;

nieuwe heldere regels waaraan de pensioenfondsen en de Nederlandse Bank (DNB) zich moeten houden.
De belangrijkste wijzigingen die per 1 januari 2008 zijn doorgevoerd:
een leeftijdsgrens van 21 jaar voor het deelnemen aan een pensioenregeling (dit is nu vaak 25 jaar);
verplichte en betere voorlichting over pensioenaanspraken, indexering van pensioenen. Kortom pensioencommunicatie.